EMG
Een EMG (spieronderzoek) en/of zenuwgeleidingsonderzoek is een klinisch neurofysiologisch onderzoek. Deze tekst geeft u informatie over wat dit onderzoek ongeveer inhoudt. De procedure kan van ziekenhuis tot ziekenhuis enigszins verschillen, meestal kunt u in uw eigen ziekenhuis een informatiefolder verkrijgen.
Doel van het onderzoek
Het doel van een EMG (de afkorting betekent elektromyogram) en/of zenuwgeleidingsonderzoek is het verkrijgen van informatie over de functie van zenuwen en spieren. Het onderzoek is dan ook bedoeld voor mensen met klachten die iets te maken (kunnen) hebben met de werking van de zenuwen of spieren.
Voorbereiding
Om een goede elektrische geleiding via de huid te verkrijgen, is het van belang dat u voor het onderzoek de huid niet met crème, zalf of lotion heeft ingesmeerd. Het onderzoek kan negatief worden beïnvloed als uw armen of benen erg koud zijn. Om die reden is het verstandig om 10 minuten voor het onderzoek aanwezig te zijn, zodat uw ledematen wat kunnen opwarmen. Soms zullen de onderzoekers de armen of benen ter voorbereiding opwarmen met behulp van warm water en/of warmtematrassen.
Het onderzoek
Het onderzoek wordt verricht door een neuroloog-klinisch neurofysioloog en/of een speciaal opgeleide laborant, die u eerst de procedure nog eens zal uitleggen. Het onderzoek kan bestaan uit alleen EMG (spier)-onderzoek, alleen zenuwgeleidingsonderzoek of een combinatie hiervan.
Het onderzoek duurt ongeveer 15 tot 45 minuten, afhankelijk van het aantal zenuwen en/of spieren dat onderzocht moet worden. De afdeling Klinische Neurofysiologie kan u hierover informeren.
Het zenuwgeleidingsonderzoek
Om de zenuwgeleiding te meten, worden er verbindingen aangebracht tussen de huid en het EMG-apparaat. Dit gebeurt door middel van kleine metalen plaatjes (elektroden en/of ringelektroden) die de elektrische signalen van de zenuwen en de spieren kunnen opvangen.
Om de zenuw te prikkelen, worden vervolgens op enkele plaatsen bij de zenuw elektrische schokjes gegeven. Dit kan een vervelend gevoel zijn.
Het spieronderzoek (EMG)
Om de activiteit van de spieren te onderzoeken, wordt gebruik gemaakt van een zeer dunne elektrode, waarmee de spier wordt aangeprikt. Dit kan wat gevoelig zijn. Op aanwijzingen van
de arts moet u de spier aanspannen of juist ontspannen. Bij dit onderzoek wordt de elektrische activiteit van de spier zowel in geluid omgezet als op beeld weergegeven.
Na het onderzoek
Na afloop verwijdert de arts of laborant de elektroden. U kunt na het onderzoek op eigen gelegenheid naar huis gaan en uw normale bezigheden hervatten.
Beoordeling en uitslag
De neuroloog beoordeelt het onderzoek en bespreekt met u de uitslag tijdens uw vervolgafspraak op de polikliniek, of stuurt de uitslag naar de aanvragend specialist. Soms is het nodig het EMG-onderzoek te herhalen met speciale voorbereiding of speciale elektroden. De (aanvragend) specialist zal dit altijd eerst met u bespreken.
Bron: Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)
---
terug naar boven
Beenmergonderzoek
Voor u is een beenmergpunctie afgesproken met of zonder beenmergbiopsie. Dit onderzoek wordt gedaan door een internist/hematoloog op de polikliniek.
Algemene informatie
Bij een punctie in de beenmergholte kunnen twee soorten materiaal worden afgenomen
- beenmergpunctaat: door de in het beenmerg ingebrachte naald worden met een spuit losse beenmergcellen opgezogen voor onderzoek. Dit heet een beenmergpunctie.
- beenmergbiopt: de in het beenmerg gebrachte naald wordt ongeveertwee centimeter in de beenmergholte geschoven. Daardoor blijft in denaald een stuk beenmerg (met botdeeltjes) zitten, wat met de naaldnaar buiten wordt gebracht. Dit heet een beenmergbiopsie.
Beide materialen kunnen met dezelfde naald, door dezelfde gaatjes in de huid en het bot worden verkregen. U hoeft dus voor het verkrijgen van zowel de beenmergcellen als het stukje bot maar één keer geprikt te worden Het is niet altijd zeker of beide materialen (punctaat en biopt) nodig zijn. Daarom worden meestal beide materialen tegelijk/na elkaar afgenomen.
Het beenmergpunctaat (de losse beenmergcellen) wordt gebruikt voor microscopisch en DNA-onderzoek. Dat onderzoek gebeurt in het hematologisch laboratorium door de hematoloog. Het beenmergbiopt (het pijpje bot) wordt ontkalkt en daarna microscopisch bekeken door de patholoog.
Het onderzoek
Doorgaans wordt geprikt aan de achterzijde van het bekkenbot links of rechts van de wervelkolom. U ligt op uw linker- of rechterzij. Alleen bij uitzondering wordt wel eens in het borstbeen geprikt. Als er in het borstbeen wordt geprikt, kan er alleen een beenmergpunctaat worden afgenomen.
U neemt plaats op een bed of onderzoeksbank en wordt verzocht om de kleding ter plaatse naar beneden te doen. Nadat de plaats is bepaald waar het punctaat/biopt wordt afgenomen, wordt de huid gedesinfecteerd met jodium en daarna verdoofd. Vervolgens verdooft de hematoloog ook de plaats op het bot waar de naald in het bot zal worden geschoven.
De hematoloog checkt of de verdoving voldoende is ingewerkt, waarna de bioptnaald wordt ingebracht en beenmerg wordt opgezogen. Op het moment dat de naald in het bot wordt gestoken, kunt u enig geduw voelen. Het moment van het opzuigen geeft een aparte korte pijnsensatie. Deze kan uitstralen tot de tenen. Het onderzoek duurt ongeveer tien minuten.
Na het onderzoek
Na het onderzoek wordt de plaats van het biopt afgedekt met een gaasje en pleister. U wordt verzocht om nog tien minuten op uw rug te blijven liggen. U drukt daarmee zelf de plek af. De verpleegkundige controleert of er geen sprake is van nabloeden. De pleister kan bij thuiskomst verwijderd worden. Na het onderzoek kunt u weer normaal autorijden, douchen en werken. U kunt last houden van een beurs gevoel op de punctieplaats. Dit moet na een aantal dagen wel overgaan. Bij aanhoudende klachten dient u contact op te nemen met de afdeling hematologie.
Bron: Patientenfolder Hematologie - VUmc
terug naar boven